Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en [16]David, hun koning; en zij zullen [17]vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het [18]laatste der dagen. 16. Namelijk den Heere Christus, hunnen Messias, David genoemd, omdat Hij zijn zoon naar het vlees zou zijn en David zijn voorbeeld geweest was; alzo Jer.30:9; Ezech.34:23, en Ezech.37:24. Gelijk Hij naar den Geest God en de Heere van David en zijn volk was. 17. Hebreeuws, zullen vrezen tot, enz. Dat is, vrezende aankomen, uit bekentenis hunner onwaardigheid, ontzetting over de onverdiende grote goedheid Gods, die hun in het Evangelie zal worden voorgedragen, en bekommernis om dezen genadetijd tijdelijk waar te nemen en recht te gebruiken. Vergelijk onder hfdst.11 vs.10,11; Micha 7:17, ook Jes.13:8. 18. Dat is, na een langen tijd, in het Nieuwe Testament, als de Messias zal verschenen zijn; want deze manier van spreken ziet juist niet op den allerlaatsten tijd, die voor de voleinding der wereld zal gaan. Zie Gen.49:1; Jes.2:2; Micha 4:1; Hebr.1:1, enz. met de aantekening aldaar.